Analoge temperatuurmeters gebruiken doorgaans een bimetaalstrip of een thermokoppel om de temperatuur te meten. De bimetaalstrip is gemaakt van twee metalen met verschillende thermische uitzettingscoëfficiënten, dus wanneer de temperatuur verandert, zal de strip buigen. Deze buiging wordt vervolgens door een wijzer of wijzerplaat omgezet in een temperatuurmeting. Thermokoppels werken door een kleine spanning te genereren wanneer twee verschillende metalen met elkaar worden verbonden en verwarmd. Deze spanning wordt vervolgens door de meter omgezet in een temperatuurmeting.
Digitale temperatuurmeters gebruiken een thermistor of een weerstandstemperatuurdetector (RTD) om de temperatuur te meten. Een thermistor is een halfgeleider waarvan de weerstand verandert met de temperatuur, terwijl een RTD een metaal is waarvan de weerstand ook verandert met de temperatuur. Deze weerstandsveranderingen worden vervolgens door de meter omgezet in een temperatuurmeting.
Het hoogste bereik van een motor wordt doorgaans beperkt door de temperatuur waarbij de materialen van de motor beginnen af te breken. Voor de meeste motoren ligt deze temperatuur rond de 2.500 graden Fahrenheit (1.400 graden Celsius). Sommige motoren, zoals die in raceauto's, kunnen echter temperaturen bereiken tot 3000 graden Fahrenheit (1650 graden Celsius).
Temperatuurmeters die het grootste bereik van een motor kunnen weergeven, zijn essentieel voor het bewaken van de gezondheid van motoren en het voorkomen dat ze oververhit raken. Door de temperatuur nauwlettend in de gaten te houden, kunnen operators stappen ondernemen om schade aan de motor te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze veilig en efficiënt werkt.