Auto >> Automobiel >  >> Motor

Ik heb alles wat met mijn ontstekingssysteem te maken heeft vervangen, maar verlies nog steeds de vonk na een korte tijd rijden. Als je het een uur laat zitten, start het opnieuw op. Eventuele suggesties?

**Veelvoorkomende oorzaken van intermitterende vonken:

**- Slechte bobine:Wanneer een bobine oververhit raakt, stopt deze vaak met werken totdat deze is afgekoeld.

- Slechte ICM (Ignition Control Module):De ICM bestuurt de spoel en kan ook een intermitterende vonk veroorzaken als deze uitvalt.

- Slechte pickup-spoel (in de verdeler):De pickup-spoel geeft aan de ICM aan wanneer de spoel moet worden ontstoken. Wanneer deze defect raakt, zal de spoel niet op het juiste moment ontsteken, waardoor er een intermitterende vonk ontstaat.

- Slechte krukaspositiesensor:deze sensor wordt door de ECM gebruikt om te bepalen wanneer de spoel moet worden ontstoken. Een defecte sensor kan een intermitterende vonk veroorzaken.

- Slechte bedrading:Controleer alle bedrading van het ontstekingssysteem op schade of losse verbindingen.

- Slechte contactschakelaar:De contactschakelaar levert stroom aan de spoel. Een defecte schakelaar kan een intermitterende vonk veroorzaken.

- Onvoldoende/defecte massa:Zorg voor een goede massa tussen de motor en de opbouw.

Stappen voor probleemoplossing:

1. Controleer of er vonken zijn bij de bougies terwijl de auto draait. Als er geen vonk is, ga dan verder met de volgende stap.

2. Controleer op vonken bij de spoel. Als er geen vonk is, vervang dan de spoel.

3. Als er een vonk is bij de spoel, controleer dan of er spanning op de spoel staat. Als er geen stroom is, controleer dan de bedrading tussen de spoel en de ICM.

4. Controleer de weerstand van de opnemerspoel. Als de weerstand buiten de specificaties valt, vervang dan de pickup-spoel.

5. Controleer de weerstand van de krukaspositiesensor. Als de weerstand buiten de specificaties valt, vervang dan de sensor.

6. Controleer alle bedrading van het ontstekingssysteem op schade of losse verbindingen.

7. Controleer de contactschakelaar op continuïteit in zowel de AAN- als de UIT-stand. Vervang indien nodig.

8. Controleer alle aardingen tussen de accu, de motor en de carrosserie. Reinig of vervang indien nodig.