1. Turbocompressor met variabele geometrie (VGT)
- Een VGT is een type turbocompressor die variabele schoepen gebruikt om de stroom uitlaatgas naar de turbine aan te passen.
- Door de uitlaatgasstroom te regelen, kan de VGT de snelheid van de turbine regelen en daarmee de hoeveelheid vuldruk die aan de motor wordt geleverd.
- Een hogere turbodruk leidt tot een hoger motorvermogen en dus tot een hogere uitlaattemperatuur.
- Door het afstellen van de VGT-schoepen kan de uitlaatgastemperatuur binnen een optimaal bereik worden gecontroleerd en gehouden.
2. Uitlaatgasrecirculatie (EGR)
- EGR is een methode om de uitlaatemissies te verminderen door een deel van het uitlaatgas terug in het inlaatsysteem van de motor te recirculeren.
- EGR vermindert de hoeveelheid zuurstof die beschikbaar is voor verbranding, waardoor de verbrandingstemperatuur en daarmee de uitlaatgastemperatuur daalt.
- EGR kan echter ook negatieve effecten hebben op de motorprestaties en het brandstofverbruik.
3. Motorkoelvloeistoftemperatuurregeling
- Het handhaven van de juiste motorkoelvloeistoftemperatuur is essentieel voor het regelen van de uitlaatgastemperatuur.
- Als de temperatuur van de motorkoelvloeistof te laag is, bereikt de motor mogelijk niet de optimale bedrijfstemperatuur, wat leidt tot verhoogde uitlaatemissies en een hogere uitlaattemperatuur.
- Aan de andere kant, als de temperatuur van de motorkoelvloeistof te hoog is, kan dit oververhitting en schade aan motoronderdelen veroorzaken.
- Door de temperatuur van de motorkoelvloeistof te regelen met behulp van thermostaten en radiatorventilatoren, kan de uitlaatgastemperatuur indirect worden geregeld.
4. Brandstofinjectietiming
- Het tijdstip van de brandstofinjectie kan de uitlaattemperatuur beïnvloeden.
- Het vervroegen van het brandstofinjectietijdstip leidt tot een vroegere verbranding, wat resulteert in hogere verbrandingstemperaturen en hogere uitlaatgastemperaturen.
- Het vertragen van de timing van de brandstofinspuiting vertraagt de verbranding, verlaagt de verbrandingstemperatuur en verlaagt de temperatuur van de uitlaatgassen.
- Door het brandstofinjectietijdstip aan te passen, kan de uitlaattemperatuur tot op zekere hoogte worden geregeld.
5. Nabehandelingsapparaten
- Nabehandelingsapparatuur, zoals katalysatoren en roetfilters (DPF's), kunnen helpen bij het verlagen van de uitlaatgastemperatuur door chemische reacties te faciliteren die schadelijke verontreinigende stoffen omzetten in minder schadelijke stoffen.
- Deze apparaten kunnen ook fungeren als warmtewisselaars, waarbij ze de warmte uit het uitlaatgas afvoeren voordat deze in de atmosfeer terechtkomt.
Het is belangrijk op te merken dat de specifieke methoden die worden gebruikt om de uitlaattemperatuur te regelen, kunnen variëren, afhankelijk van het motorontwerp en de gewenste bedrijfsomstandigheden.