Zoek de brandstofinjectorrail:Normaal gesproken bevindt de brandstofinjectorrail zich bovenop de motor. Het is meestal een metalen staaf waaraan meerdere connectoren of injectormagneten zijn bevestigd.
Controleer of er stroom aanwezig is bij de injectoren:
1. Zet de contactsleutel in de stand "Aan" zonder de motor te starten.
2. Zoek de elektrische connectoren op de brandstofinjectorrail. Deze connectoren leveren stroom aan de brandstofinjectoren.
3. Gebruik een multimeter of een testlamp die is ingesteld op de spanningsinstelling en sluit de positieve (rode) sonde aan op de positieve pool van een van de injectorconnectoren. Sluit de negatieve (zwarte) sonde aan op een goed aardpunt op de motor.
4. Als de multimeter een spanningswaarde afleest (meestal rond de 12 volt) of als het testlampje gaat branden wanneer het contact is ingeschakeld, geeft dit aan dat er stroom wordt geleverd aan de brandstofinjectoren.
5. Herhaal deze stap voor elke brandstofinjectorconnector om er zeker van te zijn dat alle injectoren stroom krijgen.
Als er geen spanning is of het testlampje op geen van de injectorconnectoren gaat branden, is er mogelijk een probleem met de stroomtoevoer naar de injectoren of een defect elektrisch onderdeel in het brandstofinjectiesysteem.
Als u vermoedt dat er geen stroom naar de brandstofinjectoren is, kan een verdere diagnose nodig zijn om het elektrische circuit te traceren dat verantwoordelijk is voor de stroomvoorziening ervan. Dit kan het controleren van relais, zekeringen en bedrading inhouden, of het raadplegen van de technische documentatie van het voertuig voor specifieke instructies met betrekking tot het brandstofinjectiesysteem.