2. Maak de brandstofleidingklemmen los. Er zijn twee brandstofleidingklemmen die het brandstoffilter op zijn plaats houden. Gebruik een platte schroevendraaier om deze klemmen los te maken.
3. Verwijder de brandstofleidingen. Zodra de klemmen zijn losgemaakt, kunt u de brandstofleidingen van het brandstoffilter verwijderen. Zorg ervoor dat u geen brandstof morst.
4. Verwijder het brandstoffilter. Nadat de brandstofleidingen zijn verwijderd, kunt u het brandstoffilter uit de behuizing verwijderen.
5. Installeer het nieuwe brandstoffilter. Plaats het nieuwe brandstoffilter in de behuizing en sluit de brandstofleidingen opnieuw aan. Draai de brandstofleidingklemmen vast.
6. Start de motor en controleer op lekkage. Start de motor en laat deze een paar minuten draaien. Controleer op eventuele lekkages uit de brandstofleidingen of het brandstoffilter.
Mogelijk hebt u ook een tang en een krik nodig om het voertuig indien nodig op te tillen. Zorg ervoor dat u alle veiligheidsmaatregelen opvolgt wanneer u in de buurt van brandstof werkt.