Laag transmissievloeistof :
Controleer het transmissievloeistofpeil en voeg indien nodig vloeistof toe.
Vacuümlek :Controleer de vacuümslang die de transmissie met het inlaatspruitstuk verbindt. Als de slang gebarsten of losgekoppeld is, kan dit ervoor zorgen dat de transmissie niet goed schakelt.
Slechte schakelkoppeling :De schakelstang verbindt de versnellingspook met de transmissie. Als de schakelverbinding los of beschadigd is, kan dit ervoor zorgen dat de transmissie niet goed schakelt.
Defecte transmissiesteun: Een defecte transmissiesteun kan ervoor zorgen dat de transmissie overmatig beweegt, wat het schakelen kan belemmeren.
Interne transmissieproblemen :
Als de transmissievloeistof vol is, er geen vacuümlekken zijn, de schakelverbinding goed is afgesteld en de transmissiesteun goed is, ligt het probleem mogelijk in de transmissie zelf. Dit kunnen versleten synchronisatoren, beschadigde tandwielen of een defect kleplichaam zijn.