Vóór de stoommachine waren fabrieken afhankelijk van waterkracht, waardoor ze aan specifieke geografische locaties in de buurt van rivieren of beken werden vastgebonden. De stoommachine bevrijdde fabrieken van deze beperking, waardoor ze zich konden vestigen in gebieden met overvloedige kolen- en watervoorraden, die nodig waren voor een efficiënte werking.
Verstedelijking en groei van industriële steden:
De concentratie van fabrieken in gebieden met kolen- en watervoorraden leidde tot de snelle groei van industriële steden. Werknemers stroomden naar deze stedelijke centra op zoek naar werkgelegenheid, wat resulteerde in een aanzienlijke toename van de stedelijke bevolking. Deze verstedelijking transformeerde het sociale en economische landschap, waardoor dichtbevolkte industriële centra ontstonden.
Opkomst van industriële regio's:
De stoommachine speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van gespecialiseerde industriële regio’s. Terwijl fabrieken zich in de buurt van mijnen concentreerden, ontstonden regio's met rijke steenkoolvoorraden als prominente industriële centra. Deze regio's werden beroemd vanwege specifieke industrieën, zoals de textielindustrie in Lancashire, Engeland, of de staalindustrie in het Ruhrgebied in Duitsland.
Decentralisatie van de productie:
Terwijl de stoommachine aanvankelijk de concentratie van fabrieken op specifieke locaties aanmoedigde, maakte ze ook de weg vrij voor de decentralisatie van de productie. Naarmate de technologie vorderde, hoefden fabrieken niet langer uitsluitend in de buurt van kolen- en waterbronnen te worden geplaatst. Verbeterde transportnetwerken en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen, zoals elektriciteit, maakten het mogelijk fabrieken op verschillende locaties te vestigen, waardoor industriële activiteiten over bredere geografische gebieden werden verspreid.