1. Basisstructuur :Een elektrische zekering bestaat uit een dunne draad of een metalen strip gemaakt van een materiaal met een laag smeltpunt, zoals koper of zink, ingesloten in een glazen of keramische behuizing.
2. Circuitverbinding :De zekering is in serie geschakeld met het elektrische circuit dat hij beschermt. Wanneer het circuit normaal functioneert, vloeit de stroom zonder problemen door de zekering.
3. Overstroomconditie :Wanneer een elektrisch circuit een overstroomtoestand ervaart, zoals een kortsluiting of overbelasting, neemt de stroom die door het circuit vloeit aanzienlijk toe.
4. Zeker smelten :Terwijl de overmatige stroom door de zekering stroomt, wordt de dunne draad of metalen strip in de zekering warm vanwege de weerstand ervan. Als de stroom de nominale capaciteit van de zekering overschrijdt, zorgt de gegenereerde warmte ervoor dat het zekeringelement smelt.
5. Circuitonderbreking :Zodra het zekeringselement smelt, wordt het circuit verbroken, waardoor de elektriciteitsstroom effectief wordt gestopt. Deze onderbreking voorkomt dat de overmatige stroom de elektrische componenten en apparaten bereikt die op het circuit zijn aangesloten, waardoor ze tegen schade worden beschermd.
6. Vervanging :Nadat een zekering is doorgebrand als gevolg van overstroom, moet deze worden vervangen door een zekering met hetzelfde vermogen of dezelfde stroomsterkte. Het gebruik van een zekering met een hoger vermogen kan gevaarlijk zijn, omdat deze mogelijk niet voldoende bescherming biedt tegen overstroomsituaties.
Het is belangrijk op te merken dat zekeringen zijn ontworpen om te beschermen tegen kortsluiting en overbelasting, maar niet bedoeld zijn om te beschermen tegen aardfouten. Als er een aardfout optreedt, waarbij er een ongewenst pad is waarlangs stroom naar aarde kan stromen, is een ander beveiligingsapparaat, een aardlekschakelaar (GFCI), nodig.