1. Laag transmissievloeistofniveau: Controleer het transmissievloeistofpeil met behulp van de peilstok. Als het niveau laag is, voeg dan de aanbevolen vloeistof toe. Raadpleeg uw gebruikershandleiding voor het juiste vloeistoftype en de procedure voor het controleren van het vloeistofpeil.
2. Vuile of verstopte transmissievloeistof: Vloeistofverontreiniging of een verstopt filter kunnen de goede werking van de transmissie verstoren en het transmissiecontrolelampje activeren. Vervang het transmissievloeistoffilter en spoel de vloeistof indien nodig.
3. Problemen met de transmissiesolenoïde: Defecte transmissiesolenoïden, die de vloeistofstroom in de transmissie regelen, kunnen leiden tot storingen en het oplichten van het controletransmissielampje.
4. Defecte transmissiesensoren: Problemen met sensoren die transmissiecomponenten bewaken, zoals de schakelpositiesensor of snelheidssensoren, kunnen de werking van de transmissie beïnvloeden en het waarschuwingslampje activeren.
5. Mechanische problemen: Mechanische storingen in de transmissie, zoals versleten tandwielen, beschadigde banden of andere interne problemen, kunnen het controletransmissielampje doen branden.
6. Elektrische problemen: Defecte elektrische componenten of kabelbomen die verband houden met de transmissie kunnen de werking ervan verstoren en ertoe leiden dat het transmissiecontrolelampje gaat branden.
Opmerking:Sommige controle-transmissielichten kunnen gepaard gaan met een slappe modus, waardoor de snelheid en functionaliteit van het voertuig worden beperkt om de transmissie te beschermen. Het is van cruciaal belang om de onderliggende oorzaak zo snel mogelijk aan te pakken om verdere schade of veiligheidsproblemen te voorkomen. Als het lampje blijft branden nadat eenvoudige problemen zoals het vloeistofpeil zijn opgelost, kunt u het voertuig het beste laten diagnosticeren door een gekwalificeerde monteur of monteur.