Zolang het ruimtevaartuig zich in een vacuümomgeving bevindt, zoals in de vrije ruimte, zal het, zodra de vereiste snelheid en richting is bereikt, door traagheid blijven bewegen zonder de motor af te vuren totdat een externe kracht wordt uitgeoefend om de beweging te veranderen, zoals het naderen van een hemellichaam. lichaam en met zwaartekracht op elkaar inwerken.
In de meeste praktische scenario's moeten ruimtevaartuigen hun motoren echter gebruiken om wijzigingen in hun traject aan te brengen of door de ruimte te navigeren. Hier zijn een paar redenen:
- Zwaartekracht en weerstand :Hoewel het vacuüm van de ruimte vrijwel wrijvingsloos is, zijn er nog steeds enkele externe krachten die de beweging van een ruimtevaartuig kunnen beïnvloeden. De zwaartekracht van andere hemellichamen, zoals de planeten en manen, kan aan een ruimtevaartuig trekken en zijn koers veranderen. Bovendien is er een kleine hoeveelheid weerstand veroorzaakt door het interstellaire medium, waardoor een ruimtevaartuig in de loop van de tijd geleidelijk kan worden vertraagd. Om deze externe krachten tegen te gaan, kunnen ruimtevaartuigen hun motoren gebruiken om af en toe koerscorrecties uit te voeren of om de gewenste snelheid te behouden.
- Manoeuvres :Ruimtevaartuigen moeten vaak hun positie, oriëntatie of snelheid veranderen om hun missiedoelen te bereiken. Dit kan inhouden dat ze van de ene baan naar de andere moeten gaan, de helling van hun baan moeten veranderen of een ontmoeting moeten hebben met een ander ruimtevaartuig. Om deze manoeuvres uit te voeren, gebruiken ruimtevaartuigen hun motoren om stuwkracht in specifieke richtingen uit te oefenen.
- Deorbiteren :Wanneer de missie van een ruimtevaartuig is voltooid, moet het mogelijk de baan verlaten en terugkeren naar de aarde of een ander hemellichaam. Dit proces omvat het gebruik van de motoren van het ruimtevaartuig om te vertragen en een traject in te gaan dat het terugbrengt naar de gewenste bestemming.
Samenvattend:hoewel ruimtevaartuigen door de ruimte kunnen reizen zonder hun motoren voortdurend af te vuren, moeten ze deze wel strategisch gebruiken om de effecten van externe krachten te overwinnen, manoeuvres uit te voeren en hun trajecten indien nodig te veranderen.