1. Stroombron :Een booglasapparaat gebruikt een stroombron, meestal een lastransformator of stroomomvormer, om de benodigde elektrische stroom voor het lasproces te leveren.
2. Elektrodehouder en elektrode :De lasser houdt een elektrodehouder vast die een laselektrode vasthoudt. Dit is een metalen staaf die elektriciteit geleidt en smelt tijdens het lasproces.
3. Boogcreatie :De lasser brengt de elektrode dicht bij het te lassen metalen oppervlak, waardoor er een opening ontstaat. Wanneer het lascircuit voltooid is, ontstaat er een elektrische boog tussen de elektrode en het metaal, waardoor intense hitte ontstaat.
4. Smelten van basismetalen :De hitte van de boog doet de punt van de elektrode smelten en versmelten met het basismetaal, waardoor een gesmolten lasbad ontstaat.
5. Lasvorming :De lasser beweegt de elektrode langs de verbinding, geleidt het gesmolten lasbad en laat het stollen, waardoor een sterke las ontstaat tussen de twee metalen stukken.
6. Beschermgas (indien van toepassing) :Bij sommige booglasprocessen wordt gebruik gemaakt van een beschermgas, zoals argon, helium of kooldioxide, om het gesmolten lasbad te beschermen tegen de omringende atmosfeer en om oxidatie of verontreiniging te voorkomen.
7. Slakvorming (indien van toepassing) :Tijdens het lasproces kan zich een laag slak (niet-metaalhoudende verontreinigingen en oxiden) op het oppervlak van het smeltbad vormen. Deze slak wordt meestal verwijderd door afbrokkelen of borstelen nadat de las is afgekoeld.
Over het algemeen bedient een booglasser de lasapparatuur, controleert de beweging van de elektrode en bewaakt het lasproces om een goede las- en laskwaliteit te garanderen.