- Doorgebrande zekering: Controleer de zekeringkast op een doorgebrande zekering. De zekering van de brandstofpomp is meestal gelabeld.
- Slechte relais: Het brandstofpomprelais is verantwoordelijk voor het leveren van stroom aan de brandstofpomp. Als het relais defect is, krijgt de pomp geen stroom.
- Defecte bedrading: Controleer de bedrading op losse, gerafelde of gebroken draden.
- Defecte contactschakelaar: Als de contactschakelaar defect is, levert deze mogelijk geen stroom aan de brandstofpomp.
- Defecte brandstofpompaandrijfmodule: De brandstofpompaandrijfmodule is verantwoordelijk voor het aansturen van de brandstofpomp. Als de module defect is, krijgt de brandstofpomp geen stroom.