De turbine fungeert als drijvende kracht, wat betekent dat hij de mechanische energie genereert die nodig is voor de elektriciteitsproductie. Het kan worden aangedreven door verschillende bronnen, waaronder stoom, aardgas of water, afhankelijk van het type energiecentrale. In thermische energiecentrales (bijvoorbeeld steenkool, aardgas) genereert een ketel stoom die onder hoge druk en temperatuur naar de turbinebladen wordt gestuurd, waardoor deze snel gaan draaien. In waterkrachtcentrales drijft de kinetische energie van stromend of vallend water de turbine aan.
Terwijl de turbine draait, roteert deze een as die is verbonden met de generator. De generator is in wezen een roterende elektrische machine die de mechanische energie van de draaiende as omzet in elektrische energie. Binnenin de generator draagt de roterende as een reeks spoelen die bekend staan als het anker en die beweegt binnen een stationaire reeks spoelen die de stator worden genoemd. Deze relatieve beweging induceert een elektrische stroom in de statorspoelen als gevolg van de principes van elektromagnetische inductie. De door de generator geproduceerde wisselstroom (AC) wordt vervolgens naar transformatoren gestuurd om de spanningsniveaus aan te passen en wordt vaak omgezet in gelijkstroom (DC) voordat deze naar de consumenten wordt gedistribueerd.