1. Verstopt brandstoffilter: Een verstopt brandstoffilter kan de brandstofstroom naar de brandstofpomp beperken, waardoor deze oververhit raakt en defect raakt.
2. Vuile of gecorrodeerde brandstofleidingen: Vuile of gecorrodeerde brandstofleidingen kunnen de brandstofstroom beperken en ervoor zorgen dat de brandstofpomp harder werkt dan nodig is, wat tot voortijdige uitval kan leiden.
3. Defecte brandstofdrukregelaar: Een defecte brandstofdrukregelaar kan een onjuiste brandstofdruk veroorzaken, waardoor de brandstofpomp en andere componenten van het brandstofsysteem kunnen worden beschadigd.
4. Elektrische problemen: Elektrische problemen zoals een defect brandstofpomprelais of bedradingsproblemen kunnen ervoor zorgen dat de brandstofpomp geen stroom krijgt en niet werkt.
5. Versleten of beschadigde brandstofpomp: Na verloop van tijd kan de brandstofpomp verslijten of beschadigd raken als gevolg van normale slijtage of vervuiling door vreemde voorwerpen in de brandstof.