Als de brandstofleiding lekt, krijgt de motor niet genoeg brandstof om te blijven draaien. Controleer de leiding op scheuren of gaten en vervang deze indien nodig.
Inspecteer de carburateur op vuil.
De carburateur is verantwoordelijk voor het mengen van brandstof en lucht om een brandbaar mengsel te creëren. Als de carburateur vuil of verstopt is, kan deze de brandstof en de lucht niet goed mengen, waardoor de motor afslaat. Reinig de carburateur met carbreiniger en indien nodig een borstel.
Controleer de bougie op slijtage of schade.
De bougie is verantwoordelijk voor het ontsteken van de brandstof in de cilinder. Als de bougie versleten of beschadigd is, kan deze geen vonk veroorzaken, waardoor de motor afslaat. Vervang indien nodig de bougie.
Controleer of de batterij goed is opgeladen.
Als de accu niet goed is opgeladen, kan deze niet voldoende vermogen leveren om de motor te starten of draaiende te houden. Laad de batterij indien nodig op.
Controleer het luchtfilter op vuil.
Het luchtfilter is verantwoordelijk voor het filteren van stof en vuil uit de lucht voordat deze de carburateur binnendringt. Als het luchtfilter vuil of verstopt is, kan het stof en vuil niet wegfilteren, wat de motor kan beschadigen. Reinig het luchtfilter indien nodig met perslucht of een borstel.
Controleer het oliepeil.
Als het oliepeil te laag is, wordt de motor niet goed gesmeerd, waardoor deze kan afslaan. Voeg indien nodig olie toe aan de motor.
Controleer het koelvloeistofpeil.
Als het koelvloeistofpeil te laag is, wordt de motor niet goed gekoeld, waardoor deze oververhit kan raken en kan afslaan. Voeg indien nodig koelvloeistof toe aan de motor.
Als u al deze dingen heeft gecontroleerd en de motor nog steeds afslaat, moet u hem voor verdere diagnose naar een monteur brengen.