Oververhitting: De motor kan oververhit raken als gevolg van onvoldoende koeling of een probleem met het koelsysteem. Controleer het koelvloeistofpeil, de radiateurventilator en de thermostaat om er zeker van te zijn dat ze goed werken. Maak de radiateurvinnen schoon als deze verstopt zijn met vuil.
Probleem met brandstoftoevoer: Controleer of er problemen zijn met het toedienen van de brandstof. Het kan een probleem zijn met de brandstoftank, de brandstofleiding, het brandstoffilter of de carburateur. Probeer de brandstoftank af te tappen en opnieuw te vullen, inspecteer het brandstoffilter op verstoppingen en reinig de carburateur om een goede brandstofstroom te garanderen.
Problemen met bougies: Defecte bougies kunnen ervoor zorgen dat de motor af en toe stopt met draaien. Inspecteer de bougies op slijtage of beschadiging, maak ze schoon als ze vervuild zijn, of vervang ze indien nodig. Zorg ervoor dat de bougiekabels goed zijn aangesloten.
Bobinestoring: Een defecte bobine kan leiden tot het af en toe uitschakelen van de motor. Test de bobine en vervang deze als deze defect is.
Elektrische aansluitingen: Controleer alle elektrische aansluitingen om er zeker van te zijn dat ze goed vastzitten en goed contact maken. Maak vuile of gecorrodeerde aansluitingen schoon en vervang beschadigde draden.
Lage oliedruk: Als het oliepeil te laag is of als er een probleem is met de oliedruk, kan de motor uit veiligheidsoverweging worden uitgeschakeld. Controleer het oliepeil en inspecteer de oliedruksensor op goede werking.
Carburateur afstellen: Controleer de choke van de carburateur of het lucht/brandstofmengsel om er zeker van te zijn dat deze correct zijn afgesteld. Een verkeerd mengsel kan ervoor zorgen dat de motor af en toe afslaat.
Als het probleem na deze controles aanhoudt, is het raadzaam een gekwalificeerde monteur te raadplegen voor verdere diagnose en reparatie.