Rijk brandstofmengsel: Als het brandstofmengsel in de carburateur of het brandstofinjectiesysteem te rijk is (te veel brandstof vergeleken met lucht), kan een deel van de brandstof tijdens het verbrandingsproces onverbrand blijven. Wanneer de motor wordt uitgeschakeld, kan de resterende brandstof in het uitlaatsysteem terechtkomen.
Vertraagde ontsteking: Soms kan de timing van de vonk enigszins afwijken, waardoor een vertraagde ontsteking ontstaat. Dit kan ertoe leiden dat een deel van het brandstof-luchtmengsel zich nog in de verbrandingskamer bevindt wanneer de uitlaatklep opent, wat leidt tot ontsteking in het uitlaatsysteem in plaats van in de cilinder.
Heet uitlaatsysteem: Een heet uitlaatsysteem kan bijdragen aan terugslag. Wanneer de motor draait, verwarmen de uitlaatgassen de uitlaatpijpen. Nadat de motor is uitgeschakeld, kan het hete uitlaatsysteem fungeren als ontstekingsbron voor eventuele onverbrande brandstofdampen die erin terechtkomen.
Vacuümopbouw: Bij bepaalde motorfietsen kan er tijdens het vertragen of uitschakelen van de motor een vacuüm ontstaan in het uitlaatsysteem. Dit vacuüm kan onverbrande brandstof uit de carburateur of brandstofinjectoren naar de uitlaatpijpen zuigen, waardoor een omgeving ontstaat waarin terugslag kan optreden.
Ontwerp van het uitlaatsysteem: Het ontwerp van het uitlaatsysteem, inclusief de vorm, grootte en ligging van de pijpen, kan ook de kans op een terugslag beïnvloeden. Sommige uitlaatsystemen kunnen een betere afvoer van uitlaatgassen bevorderen, waardoor de kans kleiner wordt dat onverbrande brandstof zich ophoopt.
Om terugslag tot een minimum te beperken, is het belangrijk ervoor te zorgen dat het brandstofmengsel goed is afgesteld, dat het ontstekingstijdstip nauwkeurig is en dat het uitlaatsysteem in goede staat verkeert, zonder lekkages of obstructies. Regelmatig onderhoud en naleving van de aanbevelingen van de fabrikant kunnen het optreden van terugslag bij motorfietsen helpen verminderen.