1. Verwijder het kleppendeksel.
- Maak de bougiekabels los en verwijder de bougies.
- Verwijder de bouten die het kleppendeksel op zijn plaats houden en til het kleppendeksel eraf.
2. Zoek de kleppen.
- De inlaatkleppen bevinden zich aan de linkerkant van de cilinderkop en de uitlaatkleppen bevinden zich aan de rechterkant.
3. Controleer de klepspeling.
- Gebruik een voelermaat om de speling tussen de klepsteel en de tuimelaar te controleren. De speling moet tussen 0,002 en 0,004 inch (0,05 en 0,10 mm) liggen.
4. Pas de klepspeling aan.
- Als de klepspeling te klein is, moet u de borgmoer op de tuimelaar losdraaien en de stelschroef rechtsom draaien totdat de gewenste speling is bereikt.
- Als de klepspeling te groot is, moet u de borgmoer op de tuimelaar losdraaien en de stelschroef tegen de klok in draaien totdat de gewenste speling is bereikt.
5. Plaats het kleppendeksel terug.
- Vervang indien nodig de kleppendekselpakking.
- Plaats de bouten terug waarmee het kleppendeksel op zijn plaats wordt gehouden.
- Sluit de bougiekabels opnieuw aan en plaats de bougies terug.
6. Start de motor en controleer of de klep goed werkt.
- Luister of er ongebruikelijke geluiden uit de motor komen.
- Als u ongebruikelijke geluiden hoort, moet u mogelijk de klepspeling opnieuw afstellen.
