- Een stopcontactenset
- Een kruiskopschroevendraaier
- Een platte schroevendraaier
- Een blikje carburateurreiniger
- Een kleine borstel
- Een schone doek
1. Verwijder de brandstofleiding. Gebruik de tang om de brandstofleidingklem samen te knijpen en schuif de klem langs de brandstofleiding. Trek vervolgens de brandstofleiding van de carburateur.
2. Verwijder het luchtfilter. Gebruik de kruiskopschroevendraaier om de schroeven te verwijderen waarmee het luchtfilterdeksel op zijn plaats wordt gehouden. Til vervolgens het luchtfilterdeksel van de carburateur.
3. Verwijder de carburateur. Gebruik de doppenset om de bouten te verwijderen waarmee de carburateur aan de motor is bevestigd. Til vervolgens de carburateur voorzichtig van de motor.
4. Inspecteer de carburateur. Zoek naar vuil, puin of schade. Als u vuil of vuil ziet, gebruik dan de kleine borstel om het schoon te maken. Als u schade opmerkt, moet u mogelijk de carburateur vervangen.
5. Reinig de carburateur. Spuit de carburateurreiniger in de carburateur en laat deze een paar minuten staan. Gebruik vervolgens de kleine borstel om de binnenkant van de carburateur schoon te maken. Zorg ervoor dat je in alle hoeken en gaten komt.
6. Spoel de carburateur. Gebruik een schone doek om de carburateur met water af te spoelen. Zorg ervoor dat u alle carburateurreiniger uit de carburateur haalt.
7. Installeer de carburateur opnieuw. Installeer de carburateur voorzichtig opnieuw op de motor. Zorg ervoor dat u de bouten stevig vastdraait.
8. Plaats het luchtfilter opnieuw. Plaats het luchtfilterdeksel en de schroeven waarmee het op zijn plaats wordt gehouden terug.
9. Installeer de brandstofleiding opnieuw. Schuif de brandstofleidingklem weer omhoog in de brandstofleiding en sluit de brandstofleiding aan op de carburateur.
10. Start de motor. Start de motor en laat deze een paar minuten draaien. Controleer op eventuele lekkages. Als er lekkage is, draai dan de bouten of slangklemmen vast totdat het lek stopt.