1. Zet alarmlichten aan: Schakel de alarmlichten in om andere bestuurders te waarschuwen en het risico op ongevallen te verkleinen.
2. Ga naar de kant van de weg: Verplaats het voertuig zoveel mogelijk buiten de rijbanen om te voorkomen dat het verkeer wordt geblokkeerd. Trek indien mogelijk naar de rechterschouder en blijf uit de buurt van bochten, heuvels en kruispunten.
3. Parkeerrem inschakelen: Schakel de parkeerrem in om te voorkomen dat het voertuig gaat rollen.
4. Verlaat het voertuig: Verlaat het voertuig indien mogelijk via de passagiersdeur en ga naar een veilige locatie, weg van de rijbaan.
5. Plaats waarschuwingsdriehoeken: Plaats, indien beschikbaar, waarschuwingsdriehoeken op minstens 100 meter (328 voet) achter het gehandicapte voertuig om tegemoetkomende bestuurders te waarschuwen.
6. Bel voor hulp: Neem voor hulp contact op met de betreffende pechdienst of het noodnummer. Geef hen de exacte locatie van de gehandicapte vrachtwagen of bus en alle relevante details.
7. Blijf zichtbaar: Als u langs de kant van de weg staat, blijf dan zichtbaar voor tegenliggers. Draag lichte of reflecterende kleding indien beschikbaar.
8. Wacht op hulp: Blijf bij het gehandicapte voertuig totdat er hulp arriveert. Probeer het probleem niet op te lossen of het voertuig te verplaatsen, tenzij u over de noodzakelijke vaardigheden en kennis beschikt.