* Verminderde rolweerstand. Wanneer een auto stilstaat, hebben de banden op één punt contact met de grond. Hierdoor ontstaat er veel wrijving, waardoor het moeilijk is om de auto te duwen. Wanneer de auto echter in beweging is, rollen de banden, waardoor de hoeveelheid wrijving tussen de banden en de grond wordt verminderd. Dit maakt het gemakkelijker om de auto te duwen.
* Traagheid. Een voorwerp in beweging heeft de neiging in beweging te blijven. Dit betekent dat als de auto eenmaal in beweging is, hij in dezelfde richting zal blijven rijden, tenzij iets hem tegenhoudt. Dit maakt het gemakkelijker om de auto te duwen, omdat je de traagheid van de auto niet hoeft te overwinnen om hem in beweging te krijgen.
* Momentum. Momentum is de massa van een object vermenigvuldigd met zijn snelheid. Een rijdende auto heeft momentum, waardoor het gemakkelijker wordt om te duwen. Dit komt omdat het momentum van de auto de wrijving tussen de banden en de grond zal helpen overwinnen.
Naast deze factoren is het ook gemakkelijker om een auto te duwen die al in beweging is, omdat de bestuurder het momentum van de auto kan gebruiken om hem te helpen duwen. Dit kan de bestuurder doen door naar voren te leunen en tegen het stuur te duwen, waardoor de auto vooruit komt.
Over het geheel genomen zijn er een aantal redenen waarom het gemakkelijker is om een auto te duwen als deze al in beweging is. Deze factoren omvatten verminderde rolweerstand, traagheid en momentum.