Meerkeuzevragen
1. Wat is de snelheidslimiet in een schoolzone?
a) 25 km/uur
b) 35 km/uur
c) 45 km/uur
d) 90 km/u
2. Wat moet u doen als u wordt aangehouden door een politieagent?
a) Zet de auto aan de kant van de weg en wacht op instructies.
b) Rol het raam naar beneden en wacht tot de agent dichterbij komt.
c) Zet uw alarmlichten aan en wacht tot de agent dichterbij komt.
d) Rijd langzaam weg.
3. Welke van de volgende zaken leidt niet af tijdens het autorijden?
a) Praten via een mobiele telefoon
b) Eten
c) Veranderen van radiostation
d) Kijken in de achteruitkijkspiegel
4. Wat betekenen de verschillende kleuren op een verkeerslicht?
a) Rood:stop, Geel:vertragen, Groen:ga
b) Rood:ga, Geel:stop, Groen:vertragen
c) Rood:stop, Geel:versnellen, Groen:vertragen
d) Rood:ga, Geel:vertragen, Groen:stop
5. Wat moet je doen bij een stopbord?
a) Stop volledig en ga verder wanneer het veilig is.
b) Vertraag en rol door het stopbord.
c) Toeter en zwaai naar tegemoetkomende voertuigen.
d) Negeer het stopbord en rij verder.
6. Wat betekent de term 'rendement' in het verkeer?
a) U moet stoppen en tegemoetkomende voertuigen laten passeren.
b) U moet op een geschikt tijdstip invoegen in het verkeer.
c) Bij tegenliggers moet u rechtsaf slaan.
d) U moet linksaf slaan als er geen tegenliggers zijn.
7. Wat moet u eerst doen als u van rijstrook wisselt?
a) Signaleer en controleer uw spiegels.
b) Versnel en voeg in op de gewenste rijstrook.
c) Signaal geven en wachten tot tegenliggers passeren.
d) Vertraag en wacht tot tegenliggers passeren.
8. Wat is de voorrangsregel op een kruispunt?
a) De eerste auto die het kruispunt bereikt, heeft voorrang.
b) Voertuigen die rechtsaf slaan, hebben voorrang.
c) Voertuigen die linksaf slaan, hebben voorrang.
d) Voetgangers hebben voorrang.
9. Hoe lang moet je tijdens het autorijden de "drie-secondenregel" volgen?
a) 1 seconde
b) 2 seconden
c) 3 seconden
d) 4 seconden
10. Wat moet u doen als uw voertuig tijdens het rijden een lekke band krijgt?
a) Trap op de rem en stop onmiddellijk.
b) Blijf langzaam rijden totdat u een veilige plek vindt om te stoppen.
c) Versnel om te proberen snel naar een bandenwinkel te gaan.
d) Zet de auto aan de kant van de weg, zet de alarmlichten aan en bel om hulp.
Waar of niet waar vragen
1. Het is illegaal om tijdens het rijden te telefoneren.
a) Waar
b) Onwaar
2. Je mag rijden onder invloed van alcohol, zolang je onder de wettelijke limiet blijft.
a) Waar
b) Onwaar
3. Het is altijd veilig om een ander voertuig aan de rechterkant in te halen.
a) Waar
b) Onwaar
4. Rijd altijd met uw koplampen aan, ook overdag.
a) Waar
b) Onwaar
5. Als u door een politieagent wordt aangehouden, heeft u het recht om te weigeren eventuele vragen te beantwoorden.
a) Waar
b) Onwaar
Schriftelijke testantwoorden:
Meerkeuzevragen:
1. een
2. een
3. d
4. een
5. een
6. een
7. een
8. d
9. c
10. d
Waar of niet waar vragen:
1. een
2. b
3. b
4. een
5. b
Opmerking: Deze voorbeeldvragen en -antwoorden zijn alleen bedoeld voor algemene informatiedoeleinden en weerspiegelen mogelijk niet de daadwerkelijke rijexamenvragen op uw specifieke locatie. Raadpleeg altijd de relevante bestuurdershandleiding of informatie van uw plaatselijke vergunningverlenende instantie voor de meest nauwkeurige en actuele informatie over uw rijexamen.