1. Controleer het transmissievloeistofpeil opnieuw. Zorg ervoor dat het voertuig op een vlakke ondergrond staat en dat de motor draait wanneer u het vloeistofpeil controleert. Als het vloeistofpeil laag is, voeg dan vloeistof toe aan de transmissie.
2. Zoek naar lekkages rond de transmissiebak. De pakking van de transmissiebak kan soms gaan lekken, waardoor er vloeistof uit de transmissie kan druppelen. Als u lekkage rond de transmissiebak ziet, moet u de pakking vervangen.
3. Controleer de transmissielijnen. De transmissieleidingen transporteren vloeistof van de transmissie naar de radiator en terug. Als een transmissielijn beschadigd of geknikt is, kan er vloeistof uitlekken. Als u schade aan de transmissielijnen constateert, moet u deze vervangen.
4. Controleer de afdichting van de koppelomvormer. De koppelomvormer bevindt zich tussen de motor en de transmissie. De afdichting van de koppelomvormer kan soms gaan lekken, waardoor er vloeistof uit de transmissie kan druppelen. Als u lekkage rond de koppelomvormer opmerkt, moet u de afdichting vervangen.
5. Controleer de afdichtingen van de ingaande en uitgaande as. De ingaande asafdichting en de uitgaande asafdichting bevinden zich respectievelijk aan de voor- en achterkant van de transmissie. Deze afdichtingen kunnen soms gaan lekken, waardoor er vloeistof uit de transmissie kan druppelen. Als u lekkages rond de afdichtingen van de ingaande of uitgaande as opmerkt, moet u deze vervangen.
Als u geen lekkages kunt vinden, is het mogelijk dat de transmissie binnenin lekt. In dit geval moet u uw voertuig naar een gekwalificeerde monteur brengen voor diagnose en reparatie.