1. Parkeer de auto. Zet de motor uit en laat deze volledig afkoelen.
2. Zoek de zuurstofsensor. De O2-sensoren bevinden zich op het uitlaatspruitstuk, net vóór de katalysator. Als je een V6-motor hebt, zijn er twee sensoren, één aan elke kant.
3. Controleer de draden. Controleer de draden die de zuurstofsensor met de motor verbinden. Zorg ervoor dat ze niet los zitten of loszitten.
4. Maak de sensorstekker los. Trek het lipje op de sensorconnector omlaag om deze los te koppelen van de sensor.
5. Verwijder de zuurstofsensor. Gebruik een O2-sensorsleutel om de zuurstofsensor linksom te draaien totdat deze loskomt en u deze kunt verwijderen. Zorg ervoor dat u de schroefdraad op de sensor of in het uitlaatspruitstuk niet beschadigt.
6. Installeer een nieuwe zuurstofsensor. Breng een kleine hoeveelheid anti-vastloopmiddel aan op de schroefdraad van de nieuwe zuurstofsensor voordat u deze installeert. Draai de sensor rechtsom vast totdat deze goed vastzit.
7. Sluit de sensorstekker aan. Duw de sensorconnector op de sensor totdat deze op zijn plaats klikt.
8. Start de motor en laat deze een paar minuten draaien. De motor kan een paar minuten onregelmatig draaien terwijl de zuurstofsensor opwarmt en initialiseert.
9. Controleer het motorlampje. Als het motorlampje nog steeds brandt, is er mogelijk een probleem met de zuurstofsensor of het motormanagementsysteem. Als het motorlampje na een paar dagen rijden nog steeds brandt, moet u de auto door een monteur laten diagnosticeren.