Zorg voor de vervangende lampen. U heeft twee lampen 3157 nodig voor de rem-/richtingaanwijzers en twee lampen 194 voor de achteruitrijlichten.
Parkeer uw auto op een veilige plaats en zet de motor af.
Open de kofferbak van uw auto.
Zoek de achterlichteenheid. Deze bevindt zich aan weerszijden van de achterkant van de auto.
Verwijder het achterlichtsamenstel. Er zijn twee schroeven die het geheel op zijn plaats houden. Gebruik een kruiskopschroevendraaier om de schroeven te verwijderen.
Nadat de schroeven zijn verwijderd, kunt u het achterlicht recht uit de auto trekken.
Zoek de lampen. De rem-/richtingaanwijzerlampen bevinden zich aan de bovenkant van het geheel en de achteruitrijlampen bevinden zich aan de onderkant.
Draai de lampen tegen de klok in om ze te verwijderen. Zorg ervoor dat u de bollen niet laat vallen.
Installeer de nieuwe lampen. Plaats de nieuwe lampen in de fittingen en draai ze rechtsom totdat ze goed vastzitten.
Installeer de achterlichteenheid opnieuw. Plaats het geheel terug in de auto en plaats de schroeven terug.
Test de lichten om er zeker van te zijn dat ze goed werken.