* Defecte dimmerschakelaar: De dimmerschakelaar regelt de helderheid van de verlichting van het instrumentenpaneel. Als de dimmerschakelaar defect is, kan het zijn dat er onvoldoende stroom naar de lampen gaat, waardoor ze zwak of helemaal niet branden.
* Doorgebrande zekering: Er zijn verschillende zekeringen die de stroom naar de verlichting in het instrumentenpaneel regelen. Als één van deze zekeringen doorbrandt, gaan de lampen niet aan.
* Defect instrumentenpaneel: In sommige gevallen kan het instrumentenpaneel zelf defect zijn, waardoor de lichten niet gaan branden.
Om het probleem op te lossen, moet u de dimmerschakelaar, de zekeringen en het instrumentenpaneel controleren.
Om de dimmerschakelaar te controleren:
1. Schakel de koplampen in.
2. Zet de dimmerschakelaar op de helderste stand.
3. Als de verlichting van het instrumentenpaneel niet gaat branden, is de dimmerschakelaar mogelijk defect.
Om de zekeringen te controleren:
1. Open het deksel van de zekeringkast.
2. Zoek de zekeringen die de stroom naar de verlichting in het instrumentenpaneel regelen.
3. Trek de zekeringen eruit en inspecteer ze. Als een zekering doorbrandt, is deze zwart of is de gloeidraad kapot.
4. Vervang eventuele doorgebrande zekeringen door nieuwe zekeringen met hetzelfde ampèrage.
Het instrumentenpaneel controleren:
1. Verwijder het instrumentenpaneel van het dashboard.
2. Inspecteer het instrumentenpaneel op eventuele schade.
3. Als het instrumentenpaneel beschadigd is, moet het worden vervangen.
Als u het niet prettig vindt om zelf de dimmer, zekeringen of het instrumentenpaneel te controleren, kunt u uw auto naar een gekwalificeerde monteur brengen om deze te laten diagnosticeren en repareren.