1. Bereid uw voertuig voor:
- Zet het contact aan en laat de motor enkele minuten draaien.
- Zet de motor uit.
2. Verbind de ALDL-connector:
- Zoek de ALDL-connector (Assembly Line Diagnostic Link) onder het dashboard, meestal vlakbij de stuurkolom.
- Sluit een verbindingsdraad aan tussen de aansluitingen "A" en "G" van de ALDL-connector.
3. Zet het contact aan:
- Zet het contact aan, maar start de motor niet.
- Het controlelampje moet gaan knipperen.
4. Tel de flitsen:
- Het controlelampje knippert een reeks codes. Elke code bestaat uit twee sets flitsen.
- De eerste reeks knipperingen geeft de tientallen cijfers van de code aan, en de tweede reeks geeft de eenheden weer.
- Als het lampje bijvoorbeeld vier keer knippert, pauzeert en vervolgens één keer knippert, is de code 41.
- Schrijf elke code op zoals je hem ziet.
5. Interpreteer de codes:
Raadpleeg een DTC-opzoektabel voor uw specifieke voertuig om de betekenis van elke code te bepalen.
6. Wis de codes:
Nadat u alle codes heeft genoteerd, kunt u deze wissen door de accu een paar minuten los te koppelen of door de ALDL-startdraad los te koppelen.
Opmerking :Als het controlelampje geen codes knippert, betekent dit dat er geen opgeslagen codes in de ECU zijn.