- Doorgebrande zekering
- Slechte lamp
- Defecte schakelaar
- Defecte bedrading
- Defect relais
Stappen voor probleemoplossing:
1. Controleer de zekering. De zekering voor de koplampen en remlichten bevindt zich in de zekeringenkast onder de motorkap. Als de zekering is doorgebrand, vervang deze dan door een nieuwe zekering met hetzelfde ampèrage.
2. Controleer de lampen. Als de zekering niet is doorgebrand, controleer dan de lampen. Om dit te doen, schakelt u de koplampen en remlichten in en kijkt u naar de lampen. Als een van de lampen niet brandt, vervang deze dan door nieuwe lampen.
3. Controleer de schakelaar. De schakelaar voor de koplampen en remlichten bevindt zich op de stuurkolom. Als de schakelaar niet goed werkt, wordt er geen stroom naar de koplampen en remlichten gestuurd. Om de schakelaar te controleren, zet u de koplampen en remlichten aan en beweegt u de schakelaar. Vervang de schakelaar als de lampen flikkeren of in- en uitschakelen.
4. Controleer de bedrading. Als de schakelaar niet het probleem is, controleer dan de bedrading. Zoek hiervoor naar beschadigde of losse draden. Als u beschadigde of losse draden aantreft, repareer deze dan.
5. Controleer het relais. Het relais voor de koplampen en remlichten bevindt zich in de zekeringenkast onder de motorkap. Als het relais niet goed werkt, stuurt het geen stroom naar de koplampen en remlichten. Om het relais te controleren, verwisselt u het met een ander relais. Als de verlichting werkt met het nieuwe relais, vervang dan het oude relais.
Als u al deze stappen heeft geprobeerd en de lichten nog steeds niet werken, moet u mogelijk uw auto naar een monteur brengen.