1. Laag transmissievloeistofniveau: Controleer het transmissievloeistofpeil en voeg indien nodig meer toe.
2. Versleten synchronisatieringen: Synchronisatieringen helpen de versnellingen soepel in te schakelen. Als ze versleten zijn, kan het moeilijk of onmogelijk worden om naar een versnelling te schakelen.
3. Gebogen schakelvork: De schakelvork is een onderdeel van de transmissie dat de versnellingen in positie brengt. Als deze verbogen is, kan dit voorkomen dat de transmissie goed in de versnelling schakelt.
4. Beschadigde tandwieltanden: De tandwielen in de transmissie kunnen beschadigd raken als ze niet goed worden gesmeerd of als de transmissie wordt blootgesteld aan overmatige spanning.
5. Defecte schakelkoppeling: De schakelstang verbindt de versnellingspook met de transmissie. Als het beschadigd of niet goed uitgelijnd is, kan dit schakelproblemen veroorzaken.
Oplossing:
1. Laat de transmissievloeistof controleren en indien nodig verversen.
2. Vervang de versleten synchronisatieringen.
3. Vervang de verbogen schakelvork.
4. Repareer of vervang de beschadigde tandwieltanden.
5. Repareer of vervang de defecte schakelverbinding.