Om de helikopter omhoog of omlaag te kantelen, gebruikt de piloot de collectieve bedieningshendel. Deze hendel verandert de hoek van de hoofdrotorbladen, waardoor de helikopter kan klimmen of dalen. De hoeveelheid spoed die nodig is om een gewenste klim- of daalsnelheid te bereiken, hangt af van het gewicht van de helikopter, de luchtsnelheid en de dichtheid van de lucht.
Pitch verwijst ook naar de hoek waaronder de helikopterbladen door de lucht bewegen. Hoe groter de hellingshoek, hoe meer lift de bladen genereren. Het vergroten van de pitchhoek vergroot echter ook de weerstand, dus er is een afweging tussen lift en weerstand. De optimale pitchhoek voor een helikopter verandert voortdurend, afhankelijk van het gewicht, de snelheid en de hoogte van de helikopter. De piloot gebruikt de cyclische bedieningshendel om de hellingshoek van de bladen indien nodig aan te passen.
Naast het regelen van het klimmen en dalen van de helikopter, speelt de toonhoogte ook een rol bij het draaien van de helikopter. Wanneer de piloot de helikopter draait, verandert hij feitelijk de hoek van de hoofdrotorbladen, zodat deze de lucht in een andere richting duwen. Deze verandering in de luchtstroom zorgt ervoor dat de helikopter draait.
Pitch is een fundamenteel concept bij helikoptervluchten en het is essentieel dat piloten begrijpen hoe het werkt om een helikopter veilig te kunnen besturen.