1. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
2. Houd de bougiekabel dicht bij het motorblok (ongeveer 1/4 inch afstand).
3. Start de motor en observeer de bougiekabel.
- Als er een vonk is, werkt het ontstekingssysteem naar behoren en ligt het probleem ergens anders.
- Als er geen vonk is, ligt het probleem bij het ontstekingssysteem.
Controleer de bobine:
Als er geen vonk is, is de bobine mogelijk defect.
1. Koppel de bougiekabel los van de bobine.
2. Verwijder de twee bouten waarmee de bobine op zijn plaats wordt gehouden.
3. Trek de bobine recht omhoog om deze van de motor te verwijderen.
4. Inspecteer de bobine op beschadigingen of scheuren.
- Als de bobine beschadigd is, vervang deze dan door een nieuwe.
Controleer de bougie:
1. Verwijder de bougie uit de motor.
2. Inspecteer de bougie op eventuele schade of vervuiling.
- Als de bougie beschadigd of vervuild is, vervang deze dan door een nieuwe.
Controleer de bougiekabel:
1. Inspecteer de bougiekabel op beschadigingen of scheuren.
- Als de bougiekabel beschadigd is, vervang deze dan door een nieuwe.
Controleer het ontstekingstijdstip:
1. Zorg ervoor dat de motor zich tijdens de compressieslag in het bovenste dode punt (BDP) bevindt.
2. Verwijder de bougie.
3. Steek een bougietester in het bougiegat.
4. Houd tijdens het starten van de motor de bougietester in de gaten.
- Als de vonk ontstaat voordat de zuiger het BDP bereikt, wordt het ontstekingstijdstip vervroegd.
- Als de vonk ontstaat nadat de zuiger het BDP heeft bereikt, wordt het ontstekingstijdstip vertraagd.
5. Pas indien nodig het ontstekingstijdstip aan.
Controleer de carburateur:
1. Verwijder het luchtfilter uit de carburateur.
2. Inspecteer de carburateur op vuil.
- Als de carburateur vuil is, reinig deze dan met carburateurreiniger.
3. Controleer het vlotterniveau van de carburateur.
- Als het vlotterniveau niet correct is, pas dit dan indien nodig aan.
4. Controleer de brandstofstroom naar de carburateur.
- Als de brandstofstroom beperkt is, reinig dan de brandstoftank en de brandstofleiding.
Controleer de batterij:
1. Controleer de accuspanning met een voltmeter.
- Als de accuspanning lager is dan 12 volt, laadt u de accu op.
2. Als de batterij geen lading vasthoudt, vervang deze dan door een nieuwe