De versnellingsbak bevindt zich tussen de motor en de achteras en bestaat uit een reeks versnellingen die in een opeenvolging van verschillende groottes zijn gerangschikt. De versnellingen zijn via assen verbonden met de motor en de wielen, en wanneer de bestuurder van versnelling verandert, worden de versnellingen geschakeld om de overbrengingsverhouding te veranderen.
Als de auto in de eerste versnelling staat, is de overbrengingsverhouding erg laag, wat betekent dat de motor vele malen moet draaien om de wielen één keer te laten draaien. Hierdoor krijgt de auto veel koppel, wat nodig is om de auto vanuit stilstand in beweging te krijgen.
Naarmate de auto sneller rijdt, kan de bestuurder naar hogere versnellingen schakelen, die hogere overbrengingsverhoudingen hebben. Dit vermindert de hoeveelheid koppel die de motor moet produceren, maar verhoogt de snelheid van de auto.
De versnellingsbak zorgt er ook voor dat de auto achteruit kan rijden, door de draairichting van de wielen om te keren. Dit gebeurt met behulp van een speciale achteruitversnelling, die zich doorgaans onderaan de versnellingspook bevindt.
Versnellingsbakken zijn een essentieel onderdeel van auto's en stellen bestuurders in staat de snelheid en richting van het voertuig te controleren.