1. Blijf kalm en raak niet in paniek. Het is belangrijk om kalm te blijven en niet overdreven te reageren als de motor afslaat terwijl u rijdt. In paniek raken kan het moeilijker maken om helder te denken en op de juiste manier te reageren.
2. Ga naar de kant van de weg. Zodra u dit veilig kunt doen, rijdt u naar de kant van de weg. Zet uw alarmlichten aan en stel de parkeerrem in werking. Als u zich op een drukke weg of snelweg bevindt, probeer dan een veilige plek te vinden om te stoppen, zoals een brede berm of een rustplaats.
3. Zet de auto in de parkeerstand. Als de auto nog niet in de parkeerstand staat, zet hem dan in de parkeerstand. Dit helpt voorkomen dat de auto wegrolt.
4. Zet het contact uit. Schakel het contact uit door de sleutel naar de stand "uit" te draaien. Hierdoor stopt de stroom van elektriciteit naar de motor en andere elektrische componenten.
5. Wacht een paar minuten. Soms wordt een motor uitgeschakeld vanwege een tijdelijke storing of storing. Als u een paar minuten wacht, kan de motor soms worden gereset en opnieuw starten.
6. Probeer de auto opnieuw te starten. Probeer na een paar minuten de auto opnieuw te starten door de sleutel naar de "start"-positie te draaien. Als de motor start, laat hem dan een paar minuten draaien om te zien of hij blijft draaien.
7. Als de motor niet start, bel dan de pechhulp. Als de motor niet start, of als deze aanslaat en vervolgens weer uitschakelt, moet u de hulpdiensten bellen. Een sleepwagen kan uw auto naar een monteur of reparatiewerkplaats brengen, waar zij het probleem kunnen diagnosticeren en repareren.
8. Laat het probleem diagnosticeren en repareren. Zodra uw auto naar een monteur of reparatiewerkplaats is gesleept, kunnen zij het probleem diagnosticeren en repareren. Dit kan het vervangen van een defecte sensor, het repareren van een brandstofinjector of het uitvoeren van andere reparaties inhouden.