1. Zoek het brandstofpomprelais. Het brandstofpomprelais bevindt zich meestal in de motorruimte, vlakbij de brandstofinjectoren. Het is een klein, zwart kastje waar verschillende draden op zijn aangesloten.
2. Verwijder het brandstofpomprelais. Om het brandstofpomprelais te verwijderen, trekt u het eenvoudigweg uit de fitting.
3. Inspecteer het brandstofpomprelais. Zoek naar tekenen van schade, zoals scheuren of brandwonden. Als het relais beschadigd is, moet het worden vervangen.
4. Test het brandstofpomprelais. Om het brandstofpomprelais te testen, hebt u een multimeter nodig. Stel de multimeter in op de instelling "continuïteit".
5. Sluit de multimetersondes aan op de relaisaansluitingen van de brandstofpomp. Het brandstofpomprelais heeft vier aansluitingen:twee stroomaansluitingen, één aardaansluiting en één stuuraansluiting. Sluit de positieve sonde van de multimeter aan op de voedingsaansluiting gemarkeerd met "12V" en de negatieve sonde op de aardaansluiting gemarkeerd met "GND".
6. Zet het contact aan. Als het brandstofpomprelais goed werkt, piept de multimeter.
7. Vervang het brandstofpomprelais. Als het brandstofpomprelais niet goed werkt, moet het worden vervangen. Om het brandstofpomprelais te vervangen, steekt u eenvoudig een nieuw relais in de fitting.