1. Controleer de bedrading van de CKP-sensor:
- Zoek de CKP-sensor vlakbij de krukaspoelie.
- Inspecteer de kabelboom op schade, corrosie of losse verbindingen.
- Als er sprake is van schade of losse verbindingen, repareer of vervang dan de bedrading indien nodig.
2. Inspecteer de CKP-sensor:
- Verwijder de CKP-sensor van de montageplaats.
- Controleer de sensor op eventuele fysieke schade of vervuiling.
- Maak de sensor schoon met een geschikt schoonmaakmiddel en laat hem drogen.
3. Test de CKP-sensor:
- Gebruik een multimeter om de weerstand tussen de CKP-sensoraansluitingen te testen.
- De weerstand moet binnen het gespecificeerde bereik liggen zoals aangegeven in de servicehandleiding van het voertuig.
- Als de weerstand buiten de specificaties valt, vervang dan de CKP-sensor.
4. Controleer de sensoruitlijning:
- Zorg ervoor dat de CKP-sensor goed is uitgelijnd met het krukasterugslagwiel.
- Elke verkeerde uitlijning kan onjuiste signalen naar de motorregeleenheid (ECU) veroorzaken.
- Pas indien nodig de sensorpositie aan.
5. Diagnose van onderliggende problemen:
- Als de CKP-sensor functioneert en correct is geïnstalleerd, maar het motorcontrolelampje nog steeds brandt, kunnen er andere onderliggende problemen zijn.
- Controleer op mechanische problemen met de motor, problemen met het brandstofinjectiesysteem of problemen met de ECU zelf.
Opmerking: Het is essentieel om de specifieke onderhoudshandleiding van het voertuig of een betrouwbare autoreparatiegids te raadplegen voor de juiste instructies en specificaties bij het oplossen van het motorcontroleprobleem met code 37. Het wordt ook aanbevolen om professionele hulp in te roepen als u niet zeker bent van de reparatieprocedures.