1. Koppel de batterij los. Dit is om vonken of elektrische schade te voorkomen terwijl u aan de brandstofpomp werkt.
2. Zoek de brandstofpomp. De brandstofpomp bevindt zich aan de passagierszijde van het voertuig. Verwijder het reservewiel en de plastic afdekking eronder.
3. Verwijder de brandstofleidingen. Er zijn twee brandstofleidingen die op de brandstofpomp worden aangesloten; de ene is de brandstoftoevoerleiding en de andere is de brandstofretourleiding. Gebruik een sleutel om de moeren van de brandstofleiding los te draaien en de leidingen te verwijderen.
4. Verwijder de bevestigingsbouten van de brandstofpomp. Er zijn twee bevestigingsbouten voor de brandstofpomp waarmee de brandstofpomp aan de brandstoftank wordt bevestigd. Gebruik een sleutel om de bouten los te draaien en te verwijderen.
5. Verwijder de brandstofpomp. Zodra de bevestigingsbouten van de brandstofpomp zijn verwijderd, kunt u de brandstofpomp uit de brandstoftank verwijderen. Zorg ervoor dat u geen brandstof morst.
6. Installeer de nieuwe brandstofpomp. Plaats de nieuwe brandstofpomp in de brandstoftank en zet deze vast met de nieuwe bevestigingsbouten van de brandstofpomp. Draai de bouten aan volgens de specificaties van de fabrikant.
7. Sluit de brandstofleidingen aan. Sluit de brandstoftoevoerleiding en de brandstofretourleiding aan op de nieuwe brandstofpomp. Draai de moeren van de brandstofleiding vast totdat ze goed vastzitten.
8. Plaats de plastic hoes en het reservewiel terug. Plaats het reservewiel en de plastic hoes terug op hun plaats.
9. Sluit de batterij opnieuw aan. Sluit de accu opnieuw aan en zet het contact aan. Laat het brandstofsysteem enkele seconden op druk komen voordat u de motor start.
Tips
* Wanneer u de brandstofpomp verwijdert, zorg er dan voor dat u deze niet in de brandstoftank laat vallen.
* Als u brandstof morst, ruim deze dan onmiddellijk op met water en zeep.
* Als u het niet prettig vindt om aan brandstofsystemen te werken, kunt u een gekwalificeerde monteur de brandstofpomp voor u laten vervangen.