1. Installatie van windturbines:
- Windturbines worden geïnstalleerd op geschikte locaties met voldoende windkracht, rekening houdend met factoren als windsnelheid, terrein en impact op het milieu.
2. Elektrische aansluiting:
- Elke windturbine is uitgerust met een elektrische generator die de mechanische energie uit de rotatie van de turbine omzet in elektrische energie.
- De elektrische output van de generator heeft doorgaans de vorm van wisselstroom (AC) met een variabele spanning en frequentie.
3. Spanningsregeling:
- Om compatibiliteit met het hoofdnet te garanderen, moet de elektrische output van de windturbine worden geregeld zodat deze overeenkomt met de spannings- en frequentienormen van het elektriciteitsnet.
- Dit wordt bereikt met behulp van vermogenselektronische apparaten zoals transformatoren, spanningsregelaars en omvormers.
4. Stroomverzameling en -distributie:
- De gereguleerde elektrische stroom van individuele windturbines wordt verzameld via ondergrondse of bovengrondse elektriciteitsleidingen.
- Deze elektriciteitsleidingen zijn aangesloten op een centraal elektrisch onderstation binnen het windpark.
5. Onderstation:
- Het onderstation dient als centraal punt voor het monitoren, controleren en beschermen van de elektrische infrastructuur van het windpark.
- Het omvat transformatoren om de spanningsniveaus aan te passen, schakelapparatuur voor elektrische beveiliging en meetapparatuur om de energieopwekking te meten.
6. Aansluiting op het hoofdnet:
- Vanaf het onderstation wordt een transmissielijn aangelegd om het windpark te verbinden met het dichtstbijzijnde elektrische onderstation van het hoofdstroomnet.
- De transmissielijn transporteert de gegenereerde windenergie op een hoge spanning die geschikt is voor transmissie over lange afstanden.
7. Rasterintegratie:
- De elektrische output van het windpark wordt gesynchroniseerd met het hoofdnet om een stabiele en betrouwbare werking te garanderen.
- Geavanceerde controlesystemen en netcodes worden gebruikt om de variabiliteit van windenergie te beheren en de integratie ervan in het net te optimaliseren.
8. Toezicht en controle:
- Het windpark en de aansluiting op het hoofdnet worden continu gemonitord en op afstand bestuurd.
- Dit omvat het monitoren van de stroomopwekking, spanning, frequentie en eventuele fouten of verstoringen.
Door deze stappen te volgen, worden windturbines veilig en efficiënt aangesloten op het elektriciteitsnet, waardoor de levering van schone en hernieuwbare windenergie aan consumenten mogelijk wordt.