1. Zet de motor af en laat hem afkoelen. De hulpventilator draait mogelijk nog steeds nadat de motor is uitgeschakeld. Geef hem dus een paar minuten de tijd om af te koelen voordat u probeert hem los te koppelen.
2. Zoek de motor van de hulpventilator. Het bevindt zich meestal achter de radiator of voor de motor. Het is een kleine, ronde motor met een zwarte of zilveren behuizing.
3. Ontkoppel de elektrische connector van de hulpventilatormotor. Dit voorkomt dat de ventilator stroom krijgt en draait.
4. Test de hulpventilator. Start de motor en laat deze enkele minuten draaien. De hulpventilator mag niet inschakelen. Als dit het geval is, moet u mogelijk de bedrading controleren of de ventilatormotor vervangen.
Methode 2:Het klimaatbeheersingssysteem gebruiken
1. Start de motor en schakel het klimaatregelsysteem in. Zet de ventilatorsnelheid op de hoogste stand.
2. Wacht tot de hulpventilator is ingeschakeld. Het kan enkele minuten duren voordat de ventilator wordt ingeschakeld, vooral als de motor nog niet volledig is opgewarmd.
3. Zodra de extra ventilator is ingeschakeld, schakelt u het klimaatbeheersingssysteem uit. Hierdoor wordt ook de ventilator uitgeschakeld.
4. Test de hulpventilator. Start de motor en laat deze enkele minuten draaien. De hulpventilator mag niet inschakelen. Als dit het geval is, moet u mogelijk de bedrading controleren of de ventilatormotor vervangen.