1. Controleer de batterijspanning:
- Zet het contact uit en koppel de acculader los (indien aangesloten).
- Meet met een multimeter de spanning over de accupolen.
- De accuspanning moet ongeveer 12,6 volt bedragen wanneer deze volledig is opgeladen.
- Als de accuspanning laag is, kan dit duiden op een probleem met de generator of andere elektrische componenten.
2. Start de motorfiets:
- Start de motorfiets en laat hem stationair draaien.
- Meet met de multimeter nogmaals de spanning over de accupolen.
- De spanning moet nu rond de 14 volt liggen, wat aangeeft dat de generator de accu aan het opladen is.
3. Toeren van de motor:
- Terwijl de motorfiets draait, draait u het motortoerental op ongeveer 2.000 tpm en houdt u deze stabiel.
- Observeer de spanningswaarde op de multimeter.
- De spanning moet rond de 14 volt blijven, wat aangeeft dat de generator bij hogere motortoerentallen voldoende stroom aan het elektrische systeem kan leveren.
4. Controleer de uitvoer van de generator:
- Koppel de positieve pool van de accu los en sluit een voltmeter rechtstreeks aan op de positieve pool van de generator en aarde.
- Start de motorfiets en laat hem stationair draaien.
- De spanningswaarde moet rond de 14 volt liggen, wat aangeeft dat de generator stroom produceert.
Als de spanningswaarden niet zijn zoals verwacht, kan dit een indicatie zijn dat de generator of andere elektrische componenten defect zijn en verdere diagnose nodig hebben.