1. Batterij: Controleer de accu om er zeker van te zijn dat deze voldoende stroom heeft om de auto te starten. Als de accu zwak of leeg is, kan deze niet de benodigde stroom aan de startmotor leveren.
2. Startmotor: De startmotor is verantwoordelijk voor het ronddraaien van de motor. Als de startmotor defect is, kan deze het vliegwiel niet inschakelen en de motor starten.
3. Brandstof: Controleer het brandstofpeil om er zeker van te zijn dat er voldoende benzine in de tank zit. Als de brandstoftank leeg of bijna leeg is, kan de motor niet starten.
4. Bougies: De bougies zorgen voor de vonk die het lucht/brandstofmengsel in de cilinders ontsteekt. Als de bougies versleten of defect zijn, kunnen ze geen vonk geven en zal de motor niet starten.
5. Draden: Controleer de draden en kabels die de accu, startmotor, bougies en andere componenten verbinden. Als een van deze draden beschadigd of losgekoppeld is, kan de motor niet starten.
6. Contactslot: De contactschakelaar stuurt stroom naar de startmotor wanneer u de sleutel omdraait. Als de contactschakelaar defect is, kan deze geen stroom naar de startmotor sturen en zal de motor niet starten.
7. Brandstofpomp: De brandstofpomp is verantwoordelijk voor het leveren van brandstof aan de motor. Als de brandstofpomp defect is, kan deze geen brandstof aan de motor leveren en zal de motor niet starten.
8. Verdelerkap: De verdelerkap is verantwoordelijk voor het verdelen van de vonk van de bougies naar de cilinders. Als de verdelerkap gebarsten of beschadigd is, kan deze de vonk niet verspreiden en zal de motor niet starten.