Menselijke factoren:
1. Afgeleid autorijden: Het gebruik van mobiele apparaten, eten of andere activiteiten tijdens het rijden kan de aandacht van een bestuurder van de weg afleiden.
2. Snelheid: Het overschrijden van de aangegeven snelheidslimiet vergroot het risico dat u de controle over het voertuig verliest, vooral tijdens plotselinge manoeuvres.
3. Dronken rijden: Rijden onder invloed van alcohol of drugs schaadt het beoordelingsvermogen, de reactietijd en de coördinatie.
4. Vermoeid rijden: Slaperigheid of urenlang autorijden zonder voldoende rust kan leiden tot verminderde alertheid en langzamere reactietijden.
5. Agressief rijgedrag: Roekeloos rijden, bumperkleven en veelvuldig wisselen van rijstrook kunnen de kans op ongelukken vergroten.
6. Onervarenheid: Nieuwe bestuurders kunnen ervaring en bekendheid met de verkeersregels missen, waardoor hun risico op ongevallen toeneemt.
Omgevingsfactoren:
1. Weeromstandigheden: Ongunstige weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of ijzige wegen, kunnen het zicht verminderen en het rijgedrag van het voertuig beïnvloeden.
2. Slechte verlichting: Onvoldoende verlichting op wegen, vooral 's nachts, kan het voor bestuurders lastig maken om obstakels en potentiële gevaren te zien.
3. Wegenontwerp en -onderhoud: Slechte wegontwerpen, zoals ontoereikende bewegwijzering, smalle rijstroken of een gebrek aan goede afwatering, kunnen bijdragen aan ongevallen.
Voertuiggerelateerde factoren:
1. Mechanische storingen: Defecte remmen, stuurinrichting, banden of andere mechanische problemen kunnen de prestaties van een voertuig in gevaar brengen en tot ongelukken leiden.
2. Overbeladen voertuigen: Het overschrijden van het aanbevolen draagvermogen van een voertuig kan het rijgedrag beïnvloeden en het risico op ongevallen vergroten.
3. Onjuist beveiligde ladingen: Niet-vastgezette of overbeladen vracht kan uit een voertuig vallen en ongelukken veroorzaken voor andere bestuurders.
4. Defecte voertuigen: Voertuigen met fabricagefouten of onvoldoende onderhoud kunnen gevoeliger zijn voor ongelukken.
Andere factoren:
1. Voetgangers- en fietsersgedrag: Voetgangers en fietsers die zich niet aan de verkeersregels houden, zoals jaywalking of door rood rijden, kunnen bijdragen aan ongelukken.
2. Interferentie door dieren: Dieren op de weg, vooral op het platteland, kunnen ongelukken veroorzaken als bestuurders niet voorzichtig zijn en snel reageren.
3. Medische noodgevallen: Bestuurders die plotselinge medische noodsituaties ervaren, zoals een hartaanval of epilepsieaanval, kunnen de controle over hun voertuig verliezen.
4. Voertuigdefecten: Fabricagefouten of onvoldoende onderhoud van voertuigen kunnen bijdragen aan ongevallen.
5. Nalatigheid bij noodgevallen: Ongelukken kunnen gebeuren wanneer hulpverleningsvoertuigen niet met de nodige voorzichtigheid en aandacht voor andere weggebruikers worden bestuurd.
Het is belangrijk op te merken dat verkeersongevallen doorgaans het gevolg zijn van een combinatie van factoren, en niet van één enkele oorzaak. Het bevorderen van veilige rijpraktijken, het verbeteren van de wegomstandigheden en het garanderen van regelmatig voertuigonderhoud kunnen verkeersongevallen helpen voorkomen en levens redden.