Toegenomen concurrentie: Het succes van Ford en andere autofabrikanten leidde tot een golf van nieuwe concurrentie in de auto-industrie. In de jaren twintig werden tientallen nieuwe autobedrijven opgericht, waaronder Chrysler, General Motors en Packard. Deze concurrentie leidde tot de introductie van een grote verscheidenheid aan nieuwe modellen en functies, evenals tot een algemene verbetering van de kwaliteit.
Verbeterde infrastructuur: De groei van de auto-industrie zette de wegen en snelwegen van het land onder druk. Als reactie hierop begon de federale overheid zwaar te investeren in de aanleg van wegen, en tegen het einde van het decennium waren er in de Verenigde Staten ruim 320.000 kilometer aan verharde wegen. Dit maakte het voor mensen gemakkelijker om met de auto te reizen, waardoor de vraag naar auto’s verder toenam.
Culturele impact: De auto had in de jaren twintig een diepgaande invloed op de Amerikaanse cultuur. Auto's gaven mensen een nieuwe manier om zich te verplaatsen en werden al snel een symbool van vrijheid en onafhankelijkheid. De auto hielp ook het landschap van Amerikaanse steden vorm te geven, aangezien buitenwijken rond autofabrieken en dealers ontstonden.