Automatisch opgehoogde sleutels worden vaak gebruikt als primaire sleutels omdat ze een eenvoudige en efficiënte manier bieden om het unieke karakter van rijen te behouden. Ze worden ook vaak gebruikt als er behoefte is aan een door het systeem gegenereerde, sequentiële of unieke identificatie voor elke rij in een tabel.
De manier waarop automatisch opgehoogde sleutels worden geïmplementeerd, kan variëren, afhankelijk van het specifieke databasesysteem. In sommige gevallen kunnen de automatisch opgehoogde waarden worden gegenereerd met behulp van reeksen, terwijl ze in andere gevallen rechtstreeks door de database-engine kunnen worden beheerd met behulp van een mechanisme dat bekend staat als "identiteitskolommen" (in Microsoft SQL Server) of "seriële kolommen" (in PostgreSQL).
Hier is een vereenvoudigd voorbeeld van hoe een automatisch verhoogde sleutel kan worden gebruikt:
```sql
MAAK TABEL studenten (
student_id INT PRIMAIRE SLEUTEL AUTO_INCREMENT,
naam VARCHAR(255) NIET NULL
);
```
In dit voorbeeld wordt de kolom 'student_id' gedefinieerd als een primaire sleutel met het trefwoord 'AUTO_INCREMENT', dat de database instrueert om automatisch een unieke gehele waarde te genereren voor elke nieuwe rij die wordt toegevoegd aan de tabel 'studenten'. Als er nieuwe studenten worden toegevoegd, wordt aan hun gegevens een unieke 'student_id' toegewezen.
Automatisch opgehoogde sleutels zijn een veel voorkomend kenmerk in de meeste relationele databasebeheersystemen en zijn essentieel voor het behouden van referentiële integriteit en het creëren van efficiënte tabelstructuren.