1. Stel een diagnose van het probleem.
Begin met het controleren van de claxonzekering. De zekeringenkast bevindt zich onder de motorkap, vlakbij de accu. De claxonzekering wordt doorgaans aangeduid als "HORN". Als de zekering is doorgebrand, vervang deze dan door een nieuwe zekering met hetzelfde ampèrage.
Als de zekering niet is doorgebrand, moet u het claxonrelais controleren. Het claxonrelais bevindt zich ook in de zekeringenkast. Het wordt doorgaans aangeduid als "RELAY, HORN". Verwijder het claxonrelais en controleer de aansluitingen op corrosie of beschadiging. Als de aansluitingen gecorrodeerd of beschadigd zijn, reinig ze dan met een staalborstel.
Als de zekering en het relais beide goed zijn, moet u de claxon zelf controleren. De claxon bevindt zich achter de voorbumper. Verwijder de voorbumper om toegang te krijgen tot de claxon. Controleer de claxon op schade of corrosie. Als de claxon beschadigd is, vervang deze dan door een nieuwe.
Als de claxon niet beschadigd is, moet u de bedrading controleren. De claxon is aangesloten op het claxonrelais en de batterij. Controleer de bedrading op breuken of schade. Als er schade is, repareer dan de bedrading.
2. Repareer de claxon.
Nadat u het probleem heeft vastgesteld, kunt u de claxon repareren. Als de zekering of het relais is doorgebrand, vervang deze dan door een nieuwe. Als de claxon beschadigd is, vervang deze dan door een nieuwe. Als de bedrading beschadigd is, repareer dan de bedrading.
3. Test de claxon.
Nadat u de claxon heeft gerepareerd, test u deze om er zeker van te zijn dat deze werkt. Zet het contact aan en druk op de claxonknop. Als de claxon klinkt, werkt deze naar behoren.