1. Regelmatig gebruik :Het voertuig moet regelmatig worden gebruikt voor werkdoeleinden, zoals het vervoeren van werknemers, apparatuur of materialen die verband houden met het werk. Incidenteel of onregelmatig gebruik van een voertuig voor werkgerelateerde taken maakt het voertuig doorgaans niet tot een werkplek.
2. Aanzienlijke tijd besteed :Werknemers moeten een aanzienlijke hoeveelheid tijd in of vanuit het voertuig werken. Hierbij kunt u denken aan autorijden, het uitvoeren van taken in het voertuig of het gebruiken ervan als basis voor het uitvoeren van werkgerelateerde activiteiten.
3. Blootstelling van werknemers aan gevaren :Het voertuig moet werknemers blootstellen aan gevaren of risico's die specifiek zijn voor de werkomgeving, zoals:
- Verkeersongevallen of andere verkeersgerelateerde gevaren
- Ergonomische risico's door langdurig zitten of ongemakkelijke houdingen
- Blootstelling aan gevaarlijke materialen of stoffen
- Inconsistente temperaturen of weersomstandigheden
4. Controle over de arbeidsomstandigheden :De werkgever moet een zekere mate van controle hebben over de arbeidsomstandigheden in het voertuig, inclusief het onderhoud, de veiligheidsvoorzieningen en de werkgerelateerde taken die daarin of vanuit het voertuig worden uitgevoerd.
5. Werkgever-werknemerrelatie :Het voertuig moet door een werknemer worden gebruikt in het kader van zijn dienstverband en onder leiding van de werkgever.
Het is belangrijk op te merken dat specifieke voorschriften en definities met betrekking tot werkplekken in verschillende rechtsgebieden kunnen variëren. Daarom is het raadzaam om de lokale arbeidswet- en regelgeving te raadplegen om te bepalen of een voertuig in een bepaalde context als werkplek kwalificeert.