- Spiegels :Zorg ervoor dat al uw spiegels goed zijn afgesteld, zodat u duidelijk achter u en naar de zijkanten van uw voertuig kunt kijken.
- Veiligheidsgordel :Zorg ervoor dat uw veiligheidsgordel goed vastzit.
- Koplampen :Schakel uw koplampen in, vooral bij weinig licht of slecht weer.
- Remmen :Test uw remmen door het rempedaal in te drukken om er zeker van te zijn dat ze goed werken.
- Indicatielampjes :Controleer of uw indicatielampjes goed werken door ze aan en uit te zetten.
- Brandstofniveau :Zorg ervoor dat u voldoende brandstof heeft om uw bestemming te bereiken.
- Bandenspanning :Controleer de bandenspanning en zorg ervoor dat deze zich op het aanbevolen niveau bevindt.
- Voorruit :Maak de voorruit schoon en zorg ervoor dat deze vrij is van obstakels die uw zicht kunnen belemmeren.
- Gevarenlichten :Controleer in geval van nood of uw alarmlichten werken.
- Hoorn :Controleer de claxon om er zeker van te zijn dat deze werkt.
- Voertuigomgeving :Neem even de tijd om uw omgeving te controleren op mogelijke gevaren, zoals voetgangers, fietsers of andere voertuigen.