1. Meet de beginsnelheid (vi) van de auto. Dit kan worden gedaan met behulp van een snelheidsmeter of door de afgelegde afstand te berekenen gedeeld door de tijd die nodig is voor een specifiek interval.
2. Meet de eindsnelheid (vf) van de auto na een bepaald tijdsinterval.
3. Bereken de snelheidsverandering (Δv) door de beginsnelheid af te trekken van de eindsnelheid:Δv =vf - vi.
4. Meet het tijdsinterval (Δt) gedurende welke de snelheidsverandering plaatsvond.
5. Bereken de versnelling (a) van de auto met behulp van de formule:a =Δv / Δt.
Als de beginsnelheid van een auto bijvoorbeeld 20 m/s is, de eindsnelheid 30 m/s en het tijdsinterval 5 seconden, dan kan de versnelling als volgt worden berekend:
a =(30 m/s - 20 m/s) / 5 s =2 m/s².
Dit betekent dat de snelheid van de auto toeneemt met een snelheid van 2 meter per seconde in het kwadraat.
Houd er rekening mee dat de versnelling positief (in de bewegingsrichting) of negatief (in de tegenovergestelde richting van de beweging) kan zijn, wat aangeeft of de auto respectievelijk versnelt of vertraagt.