1. Vertragen: Dit gebeurt door de snelheid van de auto geleidelijk te verlagen door het rempedaal in te drukken. Het doel van vertragen is het verminderen van het momentum van de auto, wat nodig is om veilig een bocht te kunnen maken. Als u met een hogere snelheid de bocht zou maken, bestaat het risico dat de auto grip verliest en uitglijdt.
2. Draaien: Dit doe je door het stuur in de gewenste richting te draaien. Het doel van draaien is om de richting van de beweging van de auto te veranderen. De mate waarin u aan het stuur draait, bepaalt hoe scherp of breed de bocht zal zijn.
Het is belangrijk om deze twee acties soepel te coördineren om een veilige en gecontroleerde bocht te maken. Wanneer u de bocht nadert, moet u geleidelijk langzamer gaan rijden en tegelijkertijd aan het stuur draaien. De snelheid waarmee u draait, moet evenredig zijn aan de scherpte van de bocht. Terwijl u de bocht voltooit, kunt u de snelheid van de auto geleidelijk weer verhogen.