De ontstekingsvolgorde is 1-3-4-2 en de aansluitingen van de verdelerkap zijn als volgt genummerd:
1. Cilinder 1
2. Cilinder 3
3. Cilinder 4
4. Cilinder 2
De ontstekingsdraden moeten worden aangesloten op de aansluitingen van de verdelerkap in de volgorde zoals weergegeven in het diagram.
Naast de ontstekingsdraden is er ook een toerentellerdraad die wordt aangesloten op de aansluiting van de verdelerkap, gemarkeerd met "T". Deze draad stuurt een signaal naar de toerenteller in het instrumentenpaneel, die het toerental van de motor aangeeft.
Als u niet zeker weet welke draad waar naartoe gaat, kunt u een multimeter gebruiken om de continuïteit tussen de ontstekingsdraden en de bougies te controleren. Om dit te doen, zet u eenvoudigweg de multimeter op de "continuïteit"-instelling en raakt u één sonde aan op de ontstekingsdraad en met de andere sonde op de bougie. Als de multimeter piept, is de draad goed aangesloten.
