- De koppeling is niet goed afgesteld. De koppeling is verantwoordelijk voor het loskoppelen van de motor van de transmissie wanneer u schakelt. Als de koppeling niet goed is afgesteld, ontkoppelt deze mogelijk niet volledig, waardoor de motor kan afslaan wanneer u deze in een versnelling zet.
- De koppelingsplaten zijn versleten. De koppelingsplaten zijn de componenten van de koppeling die feitelijk het vliegwiel vastgrijpen en de motor loskoppelen van de transmissie. Als de koppelingsplaten versleten zijn, kunnen ze het vliegwiel mogelijk niet goed vasthouden, waardoor de motor ook kan afslaan als u deze in een versnelling zet.
- De koppelingsveren zijn zwak. De koppelingsveren zijn verantwoordelijk voor het op hun plaats houden van de koppelingsplaten. Als de koppelingsveren zwak zijn, kunnen ze de koppelingsplaten mogelijk niet op hun plaats houden, wat er ook voor kan zorgen dat de motor afslaat wanneer u deze in een versnelling zet.
- Het oliepeil in de transmissie is laag. De transmissieolie is verantwoordelijk voor het smeren van de tandwielen en andere componenten van de transmissie. Als het oliepeil in de transmissie laag is, krijgen de tandwielen mogelijk niet voldoende smering, waardoor ze kunnen gaan slijpen en uiteindelijk kapot kunnen gaan. Dit kan er ook voor zorgen dat de motor afslaat als u hem in een versnelling zet.
Om dit probleem op te lossen, kunt u de volgende stappen proberen:
- Controleer de afstelling van de koppeling. De afstelling van de koppeling wordt doorgaans gespecificeerd in de gebruikershandleiding van de motorfiets.
- Inspecteer de koppelingsplaten. Als de koppelingsplaten versleten zijn, moeten ze worden vervangen.
- Controleer de koppelingsveren. Als de koppelingsveren zwak zijn, moeten ze worden vervangen.
- Controleer het oliepeil in de transmissie. Als het oliepeil laag is, moet u de juiste hoeveelheid olie bijvullen.
Als u het probleem niet kunt oplossen door deze stappen te volgen, moet u uw motorfiets naar een gekwalificeerde monteur brengen.